首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 15 毫秒
1.
A. Zagnoni 《De Economist》1897,46(2):565-584
Het bovenstaande artikel, dat voorkomt in het Giornale degli economisti van December 1894 en — ter wille der duidelijkheid vooral met eenige vrijheid in den vorm — voor ons tijdschrift vertaald werd door mr. J. J. van Konijnenburg, is lezenswaardig. Het put wel het onderwerp niet uit, maar werpt op sommige deelen daarvan een verrassend licht. Tot nu toe werd altijd aangenomen, dat in landen met oninwisselbaar papieren geld een goudagio slechts ontstaan kan door twee oorzaken: door overmatige uitgifte van zoodanig geld, en door wantrouwen. Uit Zagnoni's betoog blijkt, dat nog een derde oorzaak hetzelfde gevolg kan teweeg brengen: een ongunstige betalingsbalans veroorzaakt door groote behoefte aan remise voor buitenslands aangegane schulden. In zoodanig geval is het agio niet een openbaring van daling in de waarde van het papier, maar van rijzing in de plaatselijke koopkracht van het goud, samenvallende met een ongunstiger geworden ruilvoet. Streng genomen, zou men deze oorzaak onder de eerste — overmatige uitgifte — kunnen brengen, in zooverre namelijk als de nitgifte ook dan kan gezegd worden overmatig te zijn, wanneer de behoefte is verminderd. Doch het juiste inzicht in de voorwaarden, onder welke een goud-agio moet ontstaan, wordt meer bevorderd, zoo men deze oorzaak afzonderlijk vermeldt, want zij draagt een zeer eigenaardig karakter.In het algemeen ligt hierin de beteekenis van Zagnoni's studie, dat zij, vollediger en juister dan tot dusver is geschied, den invloed op het handelsverkeer van het ontstaan van groote schuldver-bintenissen in verre landen doet kennen. Zooals hij zelf zegt, sluiten zijne beschouwingen zich nauw aan bij sedert lang vaststaande theorieën; doch hij werkt daaraan voort en geett ons zoodoende iets te zien, dat vroeger niet of niet genoeg was opgemerkt.De hoofdgedachte van zijn betoog laat zich ook aldus uitdrukken. Ontstaat een buitengewone en blijvende behoefte aan remise in een land met den gouden standaard, dan zal dat land een gedeelte van zijn goud moeten uitvoeren; het ruilmiddel wordt dan schaarscher, de prijzen dalen. Maar is het in omloop zijnde geld louter papier, zoo kan dit niet gebeuren. Het correctief der prijsverlaging kan zich dan niet voordoen. Bijgevolg wordt een ander correctief noodzakelijk, en dat is de rijzing der wisselkoersen in verband met het ontstaan van een goud-agio. P.  相似文献   

2.
In een inleiding tot dit opstel had de schrijver, in de meening dat men bij de uitgifte in verschillende streken moest stuiten op het z.g. beschik-kingsrecht van inheemsche gemeenschappen, betrokken de vraag van het eigendomsrecht der in erfpacht uit te geven gronden. Hij wees daarin op de eigenaardige wijze van het ontstaan van dit beschikkingsrecht, als gevolg eener naar westersch recht geheel onbekende wijze van organisatie der eigendomsrechten. Op het moment namelijk van de occupatie van den bodem door leden van dergelijke gemeenschap, verkregen deze slechts een gebruiksrecht, terwijl de gemeenschap, waarvan zij lid waren, het beschikkingsrecht verkreeg. Dit z.g. inlandsch beschikkingsrecht, ontstaan als afgeleid recht bij de occupatie, moest naar de meening van schrijver dan ook strikt beperkt blijven tot het rechtmatig in bezit genomen terrein. Van zeer deskundige zijde werd echter opgemerkt, dat Prof. van Vollenhoven schreef: Geen handhaving van adatrechten, die de ontwikkeling van het land in den weg staan, zoodat de verklaring van het inl. beschikkingsrecht in deze slechts van academisch belang is. In overleg met de Redactie bleef daarom de behandeling van het eigendomsrecht op den uit te geven grond achterwege.  相似文献   

3.
Het is verboden een persoon beneden zestien jaren of eene vrouw op Zondag arbeid le doen verrichten in fabrieken en werkplaatsen.Voor personen, behoorende tot een kerkgenootschap, dat den wekelijkschen rustdog niet op Zondag viert, treedt in de plaats van dit verbod dat om hen arbeid te doen verrichten in fabrieken en werkplaatsen in het etmaal, door hun kerkgenoolschap als wekelijksche rustday aangenomen, indien zij aan het hoofd of den besluurder van het bedrijf of de onderneming hun verlangen hebben te kennen gegeven om in dat etmaal geen arbeid te verrichten, waarvan achter hunnen naam op de in art.11 bedoelde lijst melding moet worden gemaakt.Voor bepaalde bedrijven kan door Ons bij de algemeene maatregelen van bostuur, bedoeld in het tweede lid van art.5, worden vergund den arbeid van mannelijke personen tusschen veertien en zestien jaren op Zondag te doen voortduren tot niterlijk te6 uren des voormiddags.Waar in eene fabriek tot herstel of reiniging van eenen aldaar in gebruik zijnden stoomketel de arbeid van een mannelijken persoon beneden zestien jaren onontbeerlijk mocht zijn, kan de burgemeester der gemeente waar de fabriek gelegen is daartoe schriftelijke vergunning voor eenen bepaalden Zondag verleenen.  相似文献   

4.
«We began with no abstract theory of social justice or the rights of man», (uit de voorrede vanSidney Webb bij A History of Factory Legislation vanB. L. Hutchins enA. Harrison 1911).Met toestemming van Zijne Excellentie den Minister van Arbeid bewerkt naar officieele gegevens uit het oud-archief van de vroegere Afdeeling: «Nijverheid» van het Departement van Binnenlandsche Zaken. Aan het einde van deze verhandeling zijn de geraadpleegde archiefstukken, waarvan speciaal voor dit opstel gebruik werd gemaakt, te zamen vermeld. De dossiers van Binnenlandsche Zaken van vóór 1874 op den kinderarbeid betrekking hebbende, zijn blijkbaar na de wet-van Houten overgebracht naar het Departement van Justitie, dat met de uitvoering dezer wet was belast. De verzameling stukken op dit punt loopt dan van 1874 door tot 1892, toen de uitvoering van de Arbeidswet van 1889 van Justitie werd overgebracht naar het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid (Afd. Arbeid en Fabriekswezen van Sept. 1893). Verhuisden de pakketten 1840–1892 afzonderlijk gehouden, met de Afdeeling Arbeid mede en kwamen zij — post varios hominumque urbisque labores — eindelijk bij het Ministerie van Arbeid?Voor zoover gebruik is gemaakt van archiefstukken der provinciale besturen is voor deze verhandeling ook van die besturen toestemming tot publicatie verkregen.Voor de medewerking betuigen wij gaarne onzen dank.  相似文献   

5.
Dit opstel is geschreven naar aanleiding van de uitnoodiging, door La Société des Institutions de prévoyance de France tot het hoofdbestuur gericht, dat de Maatschappij op de derde zitting van het algemeen wetenschappelijk congres betreffende deze instellingen, dat den 3 Juli a. s. te Parijs zal gehouden worden, vertegenwoordigd zij.In hoofdzaak bevat het den inhoud der memories, welke in 1878, ten behoeve van het Iste congres, en nu onlangs ten behoeve van het 3de congres bovengenoemd, naar Parijs zijn gezonden en in de archieven van het fransche genootschap bewaard blijven. De memorie van 1878, welke alleen een overzicht van de spaarbanken tot 1876–77 bevatte, werd opgesteld door mr. J. G. N. de Hoop Scheffer en op de eerste zitting van het congres door mr. J. L. de Bruyn Kops, toenmalig gedelegeerde der Nederlandsche regeering, nader toegelicht. De memorie van 1889 werd door den schrijver dezes bewerkt uit de gedenkschriften en jaarboeken der Maatschappij en, wat den tegenwoordigen toestand en het tabellarische overzicht der spaarbanken betreft, uit de officieele gegevens, hem tot den aanvang van dit jaar, door tusschenkomst van de besturen der departementen, met de meeste welwillendheid verstrekt.  相似文献   

6.
Zuivelbereiding     
H. M. H. 《De Economist》1881,30(1):438-444
De proefneming op het gebied der zuivelbereiding, van wege de Verceniging tot ontwikkeliug van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier, in den zomer van 1880. Verslag opgemaakt en voorgedragen doorJ. L. T. Groneman.—Amsterdam 1881.f 0.60.  相似文献   

7.
Het artikel over de Landrente waaraan wij hier eene plaats inruimen, zoude, wat vorm en onderwerp betreft, welligt meer in het kader van een Indisch of administratief Tijdschrift passen. — Wegens de degelijkheid waarmede het gewigtig onderwerp alhier behandeld is, hebben wij gemeend voor ditmaal aau het aau het aauzoek van den Schrijver, die bepaaldelijk op publiceering inde Economist gesteld was, te kunuen voldoen, maar zonder daardoor geacht te willen zijn, ons tot meerdere opname van administratieve nota's te verbinden.Red.  相似文献   

8.
Conclusies De overheidszorg voor de landbouw kan men traceren tot de eerste jaren van de zelfstandige, jonge Republiek der Verenigde Staten. De regeringsinmenging in de landbouw, toen en in latere jaren was echter beperkt tot het voorkomen en tegengaan van excessen in andere delen van het maatschappelijk leven, die een nadelige invloed hadden op de landbouw. Tijdens de depressie van de jaren dertig is echter een fundamentele wijziging in deze verhouding gekomen. Door middel van een zeer complex stelsel van veelsoortige maatregelen is een landbouwbeleid ontwikkeld, dat diep ingrijpt in de landbouwsector in zijn geheel en in de bedrijfsvoering van de individuele boer.Hoewel het steunprijsprogramma slechts een onderdeel is van dit complex van maatregelen, is het een van de meest betwiste onderdelen en heeft het waarschijnlijk de meeste bekendheid in binnen- en buitenland verkregen. De repercussies hiervan op de direct belanghebbenden, de Amerikaanse consument en belastingbetaler, de Amerikaanse boer en zijn buitenlandse concurrent, zijn vele en men moet zich realiseren, dat alle genoemde groepen, naast bepaalde voordelen, min of meer belangrijke nadelen ondervinden.Het is zeker, dat gegeven de politiek en sociaal gewenste doeleinden de middelen welke tot het bereiken daarvan zijn aangewend, inefficiënt en ontoereikend zijn geweest. De ervaring heeft echter geleerd, dat in een democratie als de Amerikaanse, de economisch meest verantwoorde weg, niet die is, welke door de politici wordt gekozen.Washington DC. 15 November 1956  相似文献   

9.
In deze studie zal gehandeld worden over beetwortelcultuur en bietsuikerfabricage in de onder het Gouverneur-Generaalschap van Lebrun gestelde departementen met uitzondering van het departement van de Ooster-Eems, dat een grongebied besloeg, hetwelk thans niet bij Nederland behoort. Het niet onder Lebrun's bestuur geplaatste departement der Monden van de Schelde (Zeeland) heb ik daarentegen wel in mijn onderzoek betrokken, omdat tegenwoordig van alle provinciën van ons land deze de meeste suikerbieten verbouwt; een vergelijking tusschen de toestanden op dit gebied van nu en die van vroeger wilde ik daarom niet achterwege laten.De officieele bescheiden, waaraan ik mijn gegevens heb ontleend, zijn alle te vinden in de archieven van prefectuur en onderprefectuur, welke berusten op de rijksarchiefdépôts in de verschillende provinciën. In de bedoelde archieven zijn ook exemplaren bewaard van de door het Fransche bestuur verspreide brochures omtrent beetwortelcultuur en bietsuikerfacricage. Een aantal stukken van groot belang heb ik kunnen raadplegen in Colenbrander's Gedenkstukken (R. G. P. 13), terwijl ik op het Algemeen Rijksarchief eenige gegevens heb ontleend aan enkele bescheiden, die zich in het Archief van Binnenlandsche Zaken bevinden en niet door Colenbrander in zijn Gedenkstukken zijn opgenomen. Natuurlijk zijn ook het Aperçu van d'Alphonse en Reesse's boek: «De Suikerhandel van Amsterdam» mij van dienst geweest.Ik voel mij gedrongen om hier ter plaatse een woord van dank te richten tot den heer Gonnet, rijksarchivaris van Noord-Holland, den heer Baart de la Faille, adjunct-commies, en de verdere ambtenaren van het Rijksarchief in Noord-Holland voor hun welwillende hulp bij mijn onderzoekingen, die ik bijna geheel op dat archief heb kunnen volbrengen. Ook den anderen archivarissen en ambtenaren, die mij met hun medewerking van dienst waren, wil ik hier mijn dank brengen; evenzoo den heer A. Spakler, suikerraffinadeur te Amsterdam, die zoo vriendelijk is geweest mij een aantal belangrijke inlichtingen te verschaffen. Bizonderheden betreffende de tegenwoordige suikerbietenteelt en suikerfabricage zijn ontleend aan het onder leiding van Mr. J. C. A. Everwijn samengestelde werk: Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland, Dl. II.  相似文献   

10.
Dit stuk vormt de zakelijke inhoud van een op 24 October jl. tot H. M. de Koningin gericht adres, geschreven in de waarschijnlijk ijdele hoop langs dezen weg de verantwoordelijke instanties te overtuigen van den ernstigen economischen noodtoestand des lands en van den geringen ernst waarmee onze economische politiek geleid wordt; en geschreven met de nevenbedoeling om door publicatie iets bij te dragen tegen de markante onverschilligheid van ons volk voor zijne levensbelangen, die o.a. tot uiting komt in het stelselmatig ontwijken van de groote vraagstukken van onzen tijd en in de cynische wijze waarop het van deskundige zijde komend waarschuwend oordeel genegeerd wordt. De oorsprong bepaalt vorm en toon van het stuk. Het is een herhaald, op economische gronden steunend pleidooi voor eene principieel nieuwe economische politiek en voor een bepaalden ver-strekkenden nood-maatregel in 't bijzonder. Ware het enkel eene kritiek geweest op het economisch wan-beleid der laatste jaren, dan zou de toon waarschijnlijk anders en wat scherper zijn uitgevallen. Ware het eene theoretische verhandeling geweest over de besproken economische vraagstukken, ook dan ware de opzet eene geheel andere geweest. Nu is de inhoud van het stuk nog eens doorgewerkt aan de hand van mij van deskundige zijde geworden opmerkingen. Ten einde de leesbaarheid niet te schaden en den oorspronkelijken vorm te behouden zijn in den tekst slechts enkele uitdrukkingen, die tot misverstand aanleiding konden geven, gewijzigd. Een aantal punten, die in den tekst of niet voldoende duidelijk of voor betwisting vatbaar zijn, zijn in voetnooten toegelicht of verdedigd. Enkele beschouwingen over besproken vraagstukken, die zich wat meer zelfstandig naast den tekst bewegen, zijn als aanteekeningen aan het slot toegevoegd.  相似文献   

11.
Conclusie Over de zuivelproductie en de afzet van consumptiemelk in het gebied tussen de grote steden kan gezegd worden, dat zij tijdens de periode van vrije economie, wat de opbouw van het productieapparaat aangaat, aan de eisen van rationaliteit voldeden. Het vrije prijsmechanisme zorgde er voor, dat een rationeel georganiseerde productie tot stand kwam.Een zich verdiepen in de gecompliceerde samenhangen, een gevolg van het organisch karakter van ons economisch proces, moet een zekere schroom opwekken bij allen, die in deze tijd van bovenaf moeten of willen ingrijpen. Met name lijkt het waarschijnlijk, dat de vrijwel volledige prijsnivellering tussen de melkprijzen in het gebied tussen de grote steden en de rest van Nederland, ongunstig op de organisatie van het productie-apparaat inwerkt: Het leidt tot een te kleine productie in Holland t.o.v. de rest van Nederland, hetgeen het transportapparaat (vervoer van consumptiemelk over grote afstanden naar Holland) nodeloos belast. Bovendien wordt de Hollandse boer hiermee op niet gerechtvaardigde manier benadeeld.  相似文献   

12.
Enkele dngen vóór het verschijnen dezer Aflevering gewordt ons nevensgaand artikel van den Hr. J. A. T. Cohen Stuart, die reeds vroeger zijne inzigten omtrent de immigratie-kwestie in dit Tijdschrift mededeelde, en wiens jarenlange ambtenaars-loopbaan als administrateur der financien in Suriname hem voorzeker allezins aanspraak geeft, mede gehoord te worden. Ofschoon zijne inzigten geheel van die van mr. S. van Praag verschillen, hebben wij, bij de welligt kort op handen zijnde afdoening van het Immigratieontwerp, om de zoo even gemelde reden gemcend aan het verlangen van den geachten inzender te kunnen toegeven, om ook zijne beschouwingen nog met dit No voor het publiek le brengen,-alzoo het audi et alteram partemgaarne, zooveel doenlijk, ook hier toepassende.  相似文献   

13.
Gegevens voor dit onderzoek ontvingen wij van het Bureau voor Statistiek en het Centraal Bureau Huisvesting van de Gemeente Amsterdam; de berekeningen werden uitgevoerd op de X 1 rekenmachine van het Mathematisch Centrum; de tekst van dit artikel werd eerder vermenigvuldigd als rapport S 324 van het Mathematisch Centrum. Wij betuigen gaarne onze dank aan deze instellingen en aan de personen die tijd, inspanning en goede raad ten behoeve van ons onderzoek ter beschikking stelden. Voorts danken wij Prof. Dr J. Hemelrijk voor zijn critische opmerkingen. Voor het eindresultaat blijven wij onverminderd verantwoordelijk.  相似文献   

14.
Schutzzoll und Freihandel. Die Voraussetzungen und Grenzen ihrer Berechtigung. Von Dr. Richard Schüller, Privatdocent der Universität Wien. 1905. Wien, F, Tempsky; Leipzig, G. Freytag.De schrijver zelf gaf in de Revue Economique Internationale van 1909, II bl. 39 v. een samenvatting van zijn theorie onder den titel distinction entre les droits d'entrée économiquement avantageux ou préjudiciables.Op het vrijhandelscongres te Antwerpen (1910) — dat hij lid was van dit congres, is op zichzelf reeds teekenend! — deed hij een, wellicht door het verzet van Brentano, niet geslaagde poging om het congres zich te doen uitspreken voor een hernieuwing der vrijhandelstheorie. Zie beneden bl. 35 v.In de Economist van 1896 I bl. 320 v. besprak G. een vroeger boek van Schüller: Die klassische Nationalökonomie und ihre Gegner.  相似文献   

15.
De Conventie te Londen, 's Gravenhage, Parijs en Weenen.—De verstoordheid harer tegenstanders openbaart zich in aanvallen tegen de delegatiën. —Discussie in het Lagerhuis; verhouding tot Rusland (bl. 4–11); Engeland en zijne autonome koloniën (bl. 11–16). Discussie te 's Gravenhage over de Engelsche autonome koloniën (bl. 16). De Conventie in de Fransche Kamer (bl. 17), in Oostenrijk-Hongarije (bl. 18–23), en in de Nederlandsche Staten-Generaal (bl. 23–27).  相似文献   

16.
H. M. H. 《De Economist》1883,32(1):143-152
Verslag over den landbouw in Nederland1880, opgemaakt op last van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, door C. J. M.Jongkindt Coninck. — 's Gravenhage. — f l. —.  相似文献   

17.
G. M. V. S. 《De Economist》1937,86(1):162-168
Jaartal en blz. achter den naam der tijdschriften hebben betrekking op de plaats, waar van het tijdschrift het laatst werd melding gemaakt in De Economist.  相似文献   

18.
A. van Gijn 《De Economist》1912,61(1):161-191
Ik mag niet nalaten aan te teekenen, dat ik op bladz. 82 van het Ie gedeelte geheel ten onrechte schreef, dat het standpunt, dat wat aan den Staat wordt betaald economisch gesproken verloren rijkdom is, in Boissevain's brochure werd ingenomen. Een onjuist begrepen aanteekening indertijd uit die brochure gemaakt deed mij als B's opinie geven wat door hem als een nog veel verbreide meening wordt aangehaald en bestreden.  相似文献   

19.
Het materiaal voor dit artikel werd mij voornamelijk verschaft door de bibliotheken van de Handelshochschule te Keulen en van het Staatswissenschaftlich-Statistisches Seminar te Berlijn. — Als Indisch financieel ambtenaar had ik mij gaarne in nadere vergelijkingen met ons Indië begeven, ware het niet, dat het raad-plegen van Nederlandsche bronnen, niet het minst van de gewone Nederlandsche referentiewerken, jaarboeken e. d. in Duitschland met zeer veel moeilijkheden, en vooral met veel tijdverlies gepaard gaat.  相似文献   

20.
Mr. W. P. J. Bok. De belastingen in het Nederlandsche Parlement van 1848–1888. Inleiding. De Nederlandsche belastingen en hare hervorming, in het bijzonder met het oog op de invoering eeuer Rijks-Inkemsten-belasting. (acad. proefschr.) Haarlem, de erven F. Bohn, 1888.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号