首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 62 毫秒
1.
H. M. H. 《De Economist》1883,32(1):143-152
Verslag over den landbouw in Nederland1880, opgemaakt op last van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, door C. J. M.Jongkindt Coninck. — 's Gravenhage. — f l. —.  相似文献   

2.
Inzake Marx     
Verbetering. Op bl. 478 (laatste alinea) van de Juli–Aug. aflevering moet staan: het hist. materialisme als grondslag voor devoortgezette analyse van elke voortbrengingswijze en van den overgang van de eene voortbrengingswijze in de andere, de waardeleer op dien grondslag dienende totvoortgezette analyse van één bepaalde voortbrengingswijze: het kapitalisme, de theorie dermoderne sociale ontwikkeling het verloop van het kapitalistische productie-proces en zijn overgang naar het socialisme schetsende.Op bl. 486 (bovenaan) moet staan: Ten slotte zij er op gewezen dat men zich — volgens het hist. materialisme — den menschnooit als willoos automaat van de ontwikkeling der techniek en van de productieverhoudingen mag denken.  相似文献   

3.
A. Zagnoni 《De Economist》1897,46(2):565-584
Het bovenstaande artikel, dat voorkomt in het Giornale degli economisti van December 1894 en — ter wille der duidelijkheid vooral met eenige vrijheid in den vorm — voor ons tijdschrift vertaald werd door mr. J. J. van Konijnenburg, is lezenswaardig. Het put wel het onderwerp niet uit, maar werpt op sommige deelen daarvan een verrassend licht. Tot nu toe werd altijd aangenomen, dat in landen met oninwisselbaar papieren geld een goudagio slechts ontstaan kan door twee oorzaken: door overmatige uitgifte van zoodanig geld, en door wantrouwen. Uit Zagnoni's betoog blijkt, dat nog een derde oorzaak hetzelfde gevolg kan teweeg brengen: een ongunstige betalingsbalans veroorzaakt door groote behoefte aan remise voor buitenslands aangegane schulden. In zoodanig geval is het agio niet een openbaring van daling in de waarde van het papier, maar van rijzing in de plaatselijke koopkracht van het goud, samenvallende met een ongunstiger geworden ruilvoet. Streng genomen, zou men deze oorzaak onder de eerste — overmatige uitgifte — kunnen brengen, in zooverre namelijk als de nitgifte ook dan kan gezegd worden overmatig te zijn, wanneer de behoefte is verminderd. Doch het juiste inzicht in de voorwaarden, onder welke een goud-agio moet ontstaan, wordt meer bevorderd, zoo men deze oorzaak afzonderlijk vermeldt, want zij draagt een zeer eigenaardig karakter.In het algemeen ligt hierin de beteekenis van Zagnoni's studie, dat zij, vollediger en juister dan tot dusver is geschied, den invloed op het handelsverkeer van het ontstaan van groote schuldver-bintenissen in verre landen doet kennen. Zooals hij zelf zegt, sluiten zijne beschouwingen zich nauw aan bij sedert lang vaststaande theorieën; doch hij werkt daaraan voort en geett ons zoodoende iets te zien, dat vroeger niet of niet genoeg was opgemerkt.De hoofdgedachte van zijn betoog laat zich ook aldus uitdrukken. Ontstaat een buitengewone en blijvende behoefte aan remise in een land met den gouden standaard, dan zal dat land een gedeelte van zijn goud moeten uitvoeren; het ruilmiddel wordt dan schaarscher, de prijzen dalen. Maar is het in omloop zijnde geld louter papier, zoo kan dit niet gebeuren. Het correctief der prijsverlaging kan zich dan niet voordoen. Bijgevolg wordt een ander correctief noodzakelijk, en dat is de rijzing der wisselkoersen in verband met het ontstaan van een goud-agio. P.  相似文献   

4.
Dit opstel maakt deel uit van een studie over de geschiedenis van 's Rijks vlottende schuld gedurende de periode 1841–1940. Het eerste gedeelte van deze studie is gepubliceerd inDe Economist van 1946, blz. 24–72. Het handelt over de oudere geschiedenis van de vlottende schuld, die geacht kan worden een einde te hebben genomen in 1884. In het artikel dat thans het licht ziet, wordt het eerste tijdvak van de nieuwere geschiedenis der vlottende schuld behandeld, dat de jaren 1885–1913 omvat. De schrijver hoopt zijn studie eerlang te voltooien met een hoofdstuk over de jaren 1914–1940.  相似文献   

5.
Het materiaal voor dit artikel werd mij voornamelijk verschaft door de bibliotheken van de Handelshochschule te Keulen en van het Staatswissenschaftlich-Statistisches Seminar te Berlijn. — Als Indisch financieel ambtenaar had ik mij gaarne in nadere vergelijkingen met ons Indië begeven, ware het niet, dat het raad-plegen van Nederlandsche bronnen, niet het minst van de gewone Nederlandsche referentiewerken, jaarboeken e. d. in Duitschland met zeer veel moeilijkheden, en vooral met veel tijdverlies gepaard gaat.  相似文献   

6.
In deze studie zal gehandeld worden over beetwortelcultuur en bietsuikerfabricage in de onder het Gouverneur-Generaalschap van Lebrun gestelde departementen met uitzondering van het departement van de Ooster-Eems, dat een grongebied besloeg, hetwelk thans niet bij Nederland behoort. Het niet onder Lebrun's bestuur geplaatste departement der Monden van de Schelde (Zeeland) heb ik daarentegen wel in mijn onderzoek betrokken, omdat tegenwoordig van alle provinciën van ons land deze de meeste suikerbieten verbouwt; een vergelijking tusschen de toestanden op dit gebied van nu en die van vroeger wilde ik daarom niet achterwege laten.De officieele bescheiden, waaraan ik mijn gegevens heb ontleend, zijn alle te vinden in de archieven van prefectuur en onderprefectuur, welke berusten op de rijksarchiefdépôts in de verschillende provinciën. In de bedoelde archieven zijn ook exemplaren bewaard van de door het Fransche bestuur verspreide brochures omtrent beetwortelcultuur en bietsuikerfacricage. Een aantal stukken van groot belang heb ik kunnen raadplegen in Colenbrander's Gedenkstukken (R. G. P. 13), terwijl ik op het Algemeen Rijksarchief eenige gegevens heb ontleend aan enkele bescheiden, die zich in het Archief van Binnenlandsche Zaken bevinden en niet door Colenbrander in zijn Gedenkstukken zijn opgenomen. Natuurlijk zijn ook het Aperçu van d'Alphonse en Reesse's boek: «De Suikerhandel van Amsterdam» mij van dienst geweest.Ik voel mij gedrongen om hier ter plaatse een woord van dank te richten tot den heer Gonnet, rijksarchivaris van Noord-Holland, den heer Baart de la Faille, adjunct-commies, en de verdere ambtenaren van het Rijksarchief in Noord-Holland voor hun welwillende hulp bij mijn onderzoekingen, die ik bijna geheel op dat archief heb kunnen volbrengen. Ook den anderen archivarissen en ambtenaren, die mij met hun medewerking van dienst waren, wil ik hier mijn dank brengen; evenzoo den heer A. Spakler, suikerraffinadeur te Amsterdam, die zoo vriendelijk is geweest mij een aantal belangrijke inlichtingen te verschaffen. Bizonderheden betreffende de tegenwoordige suikerbietenteelt en suikerfabricage zijn ontleend aan het onder leiding van Mr. J. C. A. Everwijn samengestelde werk: Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland, Dl. II.  相似文献   

7.
«We began with no abstract theory of social justice or the rights of man», (uit de voorrede vanSidney Webb bij A History of Factory Legislation vanB. L. Hutchins enA. Harrison 1911).Met toestemming van Zijne Excellentie den Minister van Arbeid bewerkt naar officieele gegevens uit het oud-archief van de vroegere Afdeeling: «Nijverheid» van het Departement van Binnenlandsche Zaken. Aan het einde van deze verhandeling zijn de geraadpleegde archiefstukken, waarvan speciaal voor dit opstel gebruik werd gemaakt, te zamen vermeld. De dossiers van Binnenlandsche Zaken van vóór 1874 op den kinderarbeid betrekking hebbende, zijn blijkbaar na de wet-van Houten overgebracht naar het Departement van Justitie, dat met de uitvoering dezer wet was belast. De verzameling stukken op dit punt loopt dan van 1874 door tot 1892, toen de uitvoering van de Arbeidswet van 1889 van Justitie werd overgebracht naar het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid (Afd. Arbeid en Fabriekswezen van Sept. 1893). Verhuisden de pakketten 1840–1892 afzonderlijk gehouden, met de Afdeeling Arbeid mede en kwamen zij — post varios hominumque urbisque labores — eindelijk bij het Ministerie van Arbeid?Voor zoover gebruik is gemaakt van archiefstukken der provinciale besturen is voor deze verhandeling ook van die besturen toestemming tot publicatie verkregen.Voor de medewerking betuigen wij gaarne onzen dank.  相似文献   

8.
van der Kemp  P. H. 《De Economist》1898,47(2):613-637
Vervolg van bl. 637. In de voorgaande aflevering besprak ik de Millioenenstudiën van de heeren Van Iterson en Van Dorsser in het algemeen, zoomede de diep ingrijpende wijzigingen, die de Comptabiliteitswet onderging. Wat nu volgt, handelt uitsluitend over de kasboekhouding der algemeene ontvangers in Indië.  相似文献   

9.
Summary This paper presents an econometric model for the Dutch mortgage market. It comprises demand equations for housing and other mortgages, estimated over the period 1965II–1974I, a mortgage rate equation and a set of equations describing the allocation of mortgage credit over four categories of financial institutions. For the demand for mortgages on houses we found a long-term interest elasticity of –1.14 and for the demand for other mortgages one of – 0.58. Mortgage rate differentials seem to influence the distribution of mortgages over the financial institutions. However, the main determinant is the share of new deposits going to commercial banks.

De schrijvers zijn verbonden aan de Nederlandsche Bank. Drs. Den Butter en drs. Dongelmans zijn medewerkers van de econometrische researchgroep. Dr. Fase is directie-assistent voor wetenschappelijk onderzoek en hoofd van deze groep. Gaarne betuigen we onze dank aan de heren mr. Th. A. Hoog en ir. N. Snijders, indertijd resp. voorzitter en bestuurslid van de Vereniging van Hypotheekbanken, voor hun bereidwilligheid met de beide laatstgenoemde auteurs van gedachten te wisselen over de structuur en werking van de hypotheekmarkt. De heer M. J. Broekhuisen was ons behulpzaam bij het bijeenbrengen van de gegevens en de uitvoering van de talloze berekeningen die tijdens het onderzoek zijn verricht. Een referee zijn we erkentelijk voor een aantal nuttige opmerkingen.  相似文献   

10.
Dit opstel is het laatste van een serie van drie artikelen over de geschiedenis van 's Rijks vlottende schuld gedurende het tijdvak voorafgaande aan den tweeden wereldoorlog. Het eerste artikel, dat de jaren 1841–84 bestreek, is gepubliceerd inDe Economist van 1946, blz. 24–72. Het tweede, dat de periode 1885–1913 behandelde, verscheen inDe Economist van 1954, blz. 1–32.  相似文献   

11.
M. W. Holtrop 《De Economist》1978,126(4):449-455
Summary Dr. Holtrop's address on the occasion of the award of the Dr. N. G. Pierson medal to Professor C. Goedhart and to Professor G. A. Kessler answers the question why it is still meaningful to commemorate Dr. N. G. Pierson (1839–1909), the foremost Dutch economist of the 19th century. Pierson was successively a managing director and later governor of the Nederlandsche Bank (1868–1891), a professor of economics (1877–1886), a minister of finance (1891–1894 and 1897–1901) and a prime-minister (1897–1901). A brief outline is given of Pierson's publications in the fields of (1) methodology, (2) the social problem, (3) the international monetary system, and (4) equitable taxation. The address concludes with a quotation from Alfred Marshall's last letter to Pierson.

Oud-president van de Nederlandsche Bank.

Tekst van een toespraak, gehouden als voorzitter van de Stichting Mr. N. G. Pierson Fonds, ter gelegenheid van de uitreiking der Mr. N. G. Pierson-penning aan Prof. dr. C. Goedhart en aan Prof. dr. G. A. Kessler op 15 september 1978 in het gebouw van De Nederlandsche Bank te Amsterdam. De inleiding van de toespraak is enigszins verkort weergegeven.  相似文献   

12.
J. L. A. Salverda de Grave. Het Lager Onderwijs in Engeland. 's Gravenhage. Mouton en Co. 1886.Trin. Coll. Dub.  相似文献   

13.
Summary Over the period 1953-1971 the interdependence of twenty-one variables relating to the issue of the over-all public debt (central and local authorities) is tested against the development of the trade cycle, the over-all budget, interest rates and the capital market. Debt management was constrained by pro-cyclically large budget deficits and a tight capital market in periods of excess demand. In times of slack in the economy and an easy capital market, deficits were relatively small. Efforts to use debt management more activily as an instrument of monetary policy would appear to depend largely on a less pro-cyclical budgetary development.De schrijver is erkentelijk voor de adviezen die hem verstrekt werden door de directeur en medewerkers van het Instituut voor Economisch Onderzoek (I.E.O.) van de Economische Faculteit te Groningen. Voorts maakte de schrijver dankbaar gebruik van aanwijzingen door Dr. S. K. Kuipers en Drs. B. S. Wilpstra, beiden verbonden aan de vakgroep algemene economie van genoemde faculteit, alsmede door zijn huidige collega's op het ministerie van Financiën. Tenslotte verleende de heer H. Tadema, als assistent aan het I.E.O. verbonden, zijn medewerking door de noodzakelijke verbindingen met de TR 4 computer van het Rekencentrum van de Rijksuniversiteit te Groningen te leggen.  相似文献   

14.
Rede uitgesproken op de conferentie voor studenten van de handels-hoogescholen te Rotterdam en te Tilburg en van de economische faculteit te Amsterdam, gehouden te Bentveld van 2–4 December 1932.  相似文献   

15.
De discussiën over de Bank-wet in de Staten-Generaal, (blz. 291, 292).  相似文献   

16.
Drs. H. Willems 《De Economist》1964,112(2):105-123
Dit is de — enigszins uitgewerkte — tekst van liet openingscollege voor het studie-jaar 1963–'64 van de economische faculteit der Rijksuniversiteit te Groningen.  相似文献   

17.
Mr. W. P. J. Bok. De belastingen in het Nederlandsche Parlement van 1848–1888. Inleiding. De Nederlandsche belastingen en hare hervorming, in het bijzonder met het oog op de invoering eeuer Rijks-Inkemsten-belasting. (acad. proefschr.) Haarlem, de erven F. Bohn, 1888.  相似文献   

18.
Summary With some exceptions — e.g., Tobin and Johnson — theorists have been looking for an explanation of economic growth in the real sector. This is the first of three successive papers on the problem of to what extent monetary phenomena influence the real variables in a process of economic growth.If one aims at adding a monetary sector to a real model of economic growth, the first thing to do is getting an exposition of the monetary theory which is most suitable for this purpose. The monetary theory used in this paper is based on Patinkin and Gurley and Shaw. The conditions under which money does not affect the real economic process are amply discussed. Only in very special cases money turns out to be neutral.In the two subsequent papers this monetary theory is used for an investigation into the impact of money on growth according to a neo-classical and a neo-keynesian model of economic growth.De schrijvers zijn dank verschuldigd aan talrijke leden van de wetenschappelijke staf van de Economische Faculteit te Groningen en aan de deelnemers van een economistenconferentie te Tilburg op 12 januari 1968 voor hun stimulerende opmerkingen bij de oorspronkelijke versie van dit werkstuk.  相似文献   

19.
Rede, uitgesproken bij de officiële aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de bedrijfseconomie aan de economische faculteit van de Universiteit van Indonesië te Djakarta op 14 Mei 1954. (Door bijzondere omstandigheden heb ik deze rede eerst ruim 11/2 jaar later kunnen uitspreken dan in mijn bedoeling lag).  相似文献   

20.
Dit artikel bevat het eerste gedeelte van een studie over de geschie-denis van 's Rijks vlottende schuld gedurende het tijdvak 1841–1940, die de schrijver hoopt eerlang in boekvorm het licht te doen zien.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号