De Europese Economische Gemeenschap en de Minder Ontwikkelde Wereld Buiten de Geassocieerde Landen

Voordracht gehouden op 2 november 1963 te Amsterdam voor de postdoctorale leergang Externe economische betrekkingen van de E.E.G. De tekst is op enkele plaatsen bijgewerkt.     

De verantwoordelijkheid van de Staat als leningdebiteur met name in de onderontwikkelde gebieden

Het bovenstaande geeft de inhoud weer van een praeadvies uitgebracht voor het in september 1956 te Rome gehouden congres van het Institut International de Finances Publiques, gewijd aan Les effects économiques des dépenses publiques.     

Problemen van planning op middellange termijn,gezien uit het gezichtspunt van het bedrijfsleven

Voordracht gehouden op 7 november 1964 in het kader van een door de Nederlandse Economische Hoogeschool te Rotterdam georganiseerde post-doctorale leergang over het onderwerp Problemen met betrekking tot de planning op middellange termijn in Europa.     

Economische politiek en verbeeldingskracht naar een zesde fase in het proces van economische groei

Summary The M.I.T. report for the Club of Rome tries to indicate the limits of economic growth. The thesis submitted by the report requires us to reconsider the concept of economic growth that we have been handling during the last decades. Galbraith's thesis on the Affluent Society makes a reconsideration of the concept of growth more acceptable. What is necessary is not really slowing down growth but modifying the structure of the growth process. All this requires a clear picture of the society that we prefer: an enlightened utopia. The modification of the structure will cause such discontinuities in the growth process as to add a sixth stage to the five stages of economic growth that have been suggested by Rostow.Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de staathuishoudkunde aan de faculteit der sociale wetenschappen van de Nederlandse Economische Hogeschool, Hogeschool voor Maatschappijwetenschappen te Rotterdam op donderdag 12 oktober 1972.     

Recente geschriften van J.-Ch. Snoy en M. Camps over de europese economische samenwerking

Jean-Charles Baron Snoy et d'Oppuers: Les Etapes de la Coopération Européenne et les Négociations relatives à une Zone de Libre Echange, Chronique de Politique Etrangére, Institut Royal des Relations Internationales, Brussel, september-november '59 (54 blz. plus 155 blz. bijlagen) La Négociation Européenne dans une Nouvelle Phase, Revue Générale Belge, Brussel, februari 1960 (18 blz.) Towards a European Solution, Lloyds Bank Review, London, juli 1960 (17 blz.)Miriam Camps: The Free Trade Area Negotiations, Occasional Paper No. 2, publication of Political and Economic Planning (PEP), Londen, april 1959 (51 blz.) Division in Europe, Occasional Paper No. 8, publications of PEP, Londen, juni 1960 (66 blz.) Britain, the Six and American Policy, Foreign Affairs, an American Quarterly Review, oktober 1960 (11 blz.) Four Approaches to the European Problem, Occasional Paper No. 12, publication of PEP, Londen, maart 1961 (26 blz.)     

Toegepaste welvaartseconomie en de marginale kostenregel

Enkele opmerkingen naar aanleiding van F. Hartog, Toegepaste welvaartseconomie, Stenfert Kroese N.V., Leiden 1964 216 blz     

Goede en Verkeerde Internationale Economische Toenadering

Dit artikel behelst de tekst van het afscheidscollege, dat schrijver dezes op 2 april 1965 aan de Universiteit van Amsterdam heeft gegeven. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden kwam er vertraging in de afwerking van dit stuk, dat dus het licht ziet nadat de E.E.G. in een crisis is geraakt, heviger dan alles wat zij in haar nog korte, doch met spanningen gevulde geschiedenis reeds eerder moest doormaken. Hier en daar heeft dit de schrijver aanleiding gegeven zijn tekst wat te retoucheren en te 'actualiseren. Belangrijk behoefde dit echter niet te zijn, aangezien in het op 2 april 1965 gehouden betoog de reeds toen bestaande divergentie tussen Frankrijk en zijn partners als een der feitelijke uitgangspunten was gekozen in de veronderstelling, dat dit verschil in conceptie niet in afzienbare tijd tot harmonische oplossing gebracht zou kunnen worden. De strekking van het hier volgend betoog wordt door de ingetreden crisis dus alleen maar versterkt.     

Het nationale inkomen en de berekening ervan

Lezing gehouden voor de Statistische Studieclub, October 1938. Ten behoeve van deze lezing is door den bibliothecaris van het Centraal Bureau voor de Statistiek een Literatuur-Overzicht over het nationaal inkomen en vermogen samengesteld. Voor een beperkt aantal belangstellenden zijn nog exemplaren beschikbaar.     

Aantekeningen bij de nadere beschouwingen over het begrip monetair evenwicht van Professor Kreukniet

P. B. Kreukniet, Monetair evenwicht revisited,De Economist, CXII (1964), pp. 386–401.     

Fundamentals,regime shifts,and dollar behavior in the 1980s

I provide an economic interpretation of the long swings of the dollar in the 1980s. I use the fully modified estimator method to analyze the long-run behavior of the dollar/sterling exchange rate over the period 1979–1989, detecting a structural shift in February–March 1985. In the 1979–1985 subperiod economic agents have reacted to a reduced set of fundamentals only, a finding that might corroborate the irrational behavior interpretation of the dollar upswing. In the 1985–1989 subperiod economic agents have associated the equilibrium value of the dollar with the behavior of a more balanced set of fundamentals.     

ECB Foreign Exchange Intervention and the EURO: Institutional Framework,News, and Intervention

Using a unique intervention news data set, this paper investigates the impact of ECB intervention and intervention-related news (newswire reports) on the Euro exchange rate. A time-series study of news generated by ECB officials and market participants regarding intervention and the value of the Euro as well as an event study of firm reports of ECB intervention is conducted. Both studies find significant short-run effects on the Euro value, while only negative statements (official statements denying past intervention or ruling out future intervention) appear to have persistent effects.     

Economische orde,economische politiek en sociale politiek

Naar aanleiding van een bundel opstellen van dr J. Zijlstra, Economische Orde en Economische Politiek, H. E. Stenfert Kroese N.V., Leiden 1956, 143 blz. en een bundel opstellen van dr G. M. J. Veldkamp, Economische Orde en Sociale Politiek, H. E. Stenfert Kroese N.V., Leiden 1957, 156 blz.     

Betting on the EMS

Two speculative strategies within the European Monetary System are empirically evaluated. The potential profitability of speculating on a currency's devaluation at a realignment crucially depends on being able to predict timing and magnitude of the parity change. Such opportunity has been eliminated from the system since 1983. For the reverse strategy of borrowing low, investing high, the evidence since 1983 suggests significant profitable opportunities for the weaker EMS countries — Belgium, Denmark, France and Italy — unconditional on knowledge of the timing of realignments. We conclude that this is due to a peso problem type of premium.     

Money versus credit in the determination of output for small open economies

It is well known that in a small open economy where there is perfect substitutability between domestic and foreign assets and costless portfolio adjustment, the monetary authorities, pursuing an exchange-rate target, cannot control the money supply, but can influence the balance of payments through the use of domestic credit. It has been argued that domestic credit is therefore the relevant variable in output determination as well. This paper demonstrates, however, using a new classical structural model, that under the conditions that render the money supply uncontrollable, neither money nor domestic credit affects output.     

Smoke of leets

Summary This is a review of some of Mrs. Joan Robinson's ideas, and the author's conclusion is that these ideas do not contribute to the present state of economic theory. Her view on international trade is lopsided, her criticism of traditional capital theory goes too far, her refutation of income distribution theory is mainly unfounded. Basically, Mrs. Robinson rejects the notion of relative scarcity of capital; the author believes that this is a useful notion in economics. Moreover, her recent work shows a strong anti-empiricist tendency. If Mrs. Robinson's negative train of thought were to be applied to all concepts of macro-economic theory (total labour force, real national income etc.) these concepts would vanish in thin air. The whole of macro-economics might go up in smoke.     

Gescheiden Valutamarkten en het Korte Kapitaalverkeer

Summary In this article an analysis has been made of the influences of the dual exchange rate system on short-term capital movements and the balance of payments. An effort has been made to connect the till now separate theories of the dual exchange rate system and the short-term capital movements. In the analysis the role of the forward exchange market has been explicitly taken into account. Several doubts as expressed in literature about the feasibility of an effectively operating dual rate system are examined. Some conclusions are drawn about the probable resultant of the forces which affect the size of the premium of the financial spot rate with respect to the commercial spot rate.De basis voor dit artikel werd gevormd door een bijdrage van de auteur aan een wetenschappelijke statbijeenkomst, die gehouden werd aan de Economische Faculteit van de V.U. op 11 november 1974. Hij wenst alle deelnemers aan deze bijeenkomst dank to zeggen voor hun waardevolle kritiek en in het bijzonder Dr. W. J. B. Smits, die daarna zo vriendelijk was het uiteindelijke concept nog eens grondig met hem door to nemen. 1 In de Nederlandse literatuur komt het systeem voor onder diverse benamingen, zoals de dubbele wisselmarkt en de tweevoudige wisselmarkt, terwijl in de Engelstalige literatuur hiervoor termen als dual exchange rate system en two-tier foreign exchange market gebezigd worden. Opvallend is dat de literatuur over de gescheiden valutamarkt niet bepaald dicht gezaaid is, hoewel hierin de laatste tijd enige kentering to bespeuren valt. Recente bijdragen betreffen Fleming (1974) en Decaluwé (1974) en een bijdrage m.b.t. de Belgische ervaring is Abraham (1973).     

Over inkomenspolitiek

Summary Incomes policy is defined as that part of government activities which is directly and wittingly engaged in the formation and the distribution of incomes. The results of such a policy are limited by market forces, but it is surely possible for the government to influence the distribution of earning capacities, the market system and the formation of incomes.The aims of incomes policy are twofold. Firstly, to achieve economic equilibrium,i.e., full employment, internal and external monetary equilibrium. Secondly, a more reasonable income distribution, which may be translated as: more equality on the condition that the national product (productive strains and savings) is not reduced too severely.Because other instruments are insufficient, incomes policy is indispensable to restrict inflationary pressures. If a more equal distribution is thought to be desirable, too, this kind of policy is necessary, because in peacetime automatic distributive changes are only very small.Incomes policy may be devided into three parts. Firstly (and most radically), the redistribution of earning factors and capacities, especially capital, market power and education. Secondly, measures with respect to factor payments, of which wages policy is an important part. Guidelines have proved not to be sufficient. Thirdly, income transfers, a typically welfare-state instrument of only limited importance.On these subjects a number of rather detailed proposals are made. It is stressed, however, that the definite choice of measures and priorities is a political one.Openbare les uitgesproken ter gelegenheid van de aanvaarding van ambt van lector in de economic aan de Rijksuniversiteit to Groningen op dinsdag 19 maart 1968.     

Het N.V.-Recht En De Zelfstandigheid Van De Ondernemer

Naar aanleiding van het door de Dr. Wiardi Beckman Stichting in 1959 gepubliceerde rapport getiteld De hervorming van de onderneming.     

Het Liquid Iteiskarakter Van Spaartegoeden

Summary Before 1964, the Netherlands Bank did not count savings balances at money-creating banks and savings banks as secondary liquid assets or secondary liquidity (that is, near-money). Secondary liquid assets comprise claims on the public authorities and money-creating institutions, so far as they are held by other than money-creating institutions, which can be converted in large amounts into money at relatively short term without much expense or great loss on the transaction, or which can be used at their par value to make payments in satisfaction of current tax assessments.However, towards the end of the 1950's it became apparent from the rising value of the velocity of circulation of savings balances at financial institutions that these assets were acquiring increased significance for current payments. In 1964, this phenomenon induced the Netherlands Bank to count a certain part of the savings balances — indicated as liquid savings balances — as secondary liquidity, whereas the remaining part (true savings balances) was not. The Bank did so for better being able to impute the responsibility for monetary disturbances to the various sectors of the economy.Savings balances acquiring increased significance for current payments is a result of increased competition among financial institutions for the savings of the households sector. This increased competition is due to the fact that the households feel the need of more services rendered by the financial institutions as their income rise. Nowadays those financial institutions whose balance sheets do not comprise an item Current Accounts permit households to use their savings balances for making current payments. On the other hand, there is a tendency towards creating new types of accounts that serve as current accounts for the households in particular. If this tendency is followed up, the liquid assets character of savings balances will grow weaker.Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de staathuishoudkunde aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam op 28 september 1967.     

Current-Account Reversals in Developing Countries: The Role of Fundamentals

This paper studies episodes of current-account reversal in developing countries (DCs) in the period 1965–1994. First, a number of persistent shifts (reversals) in the current-account balance dynamics are identified by structural break and segmented trend tests; then, the relationship between these reversals and a set of fundamentals suggested by the intertemporal approach to the current account is investigated in a panel-data set-up. We find that fundamentals play a different role in episodes of persistent deterioration or improvement of the current-account balance in DCs.