首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 31 毫秒
1.
De schrijvers zijn dank verschuldigd aan de Heer L. J. Niesten van het Rijksarbeidsbureau voor zijn hulp in verschillende stadia van het onderzoek. De conclusies komen uiteraard geheel voor hun rekening  相似文献   

2.
Gegevens voor dit onderzoek ontvingen wij van het Bureau voor Statistiek en het Centraal Bureau Huisvesting van de Gemeente Amsterdam; de berekeningen werden uitgevoerd op de X 1 rekenmachine van het Mathematisch Centrum; de tekst van dit artikel werd eerder vermenigvuldigd als rapport S 324 van het Mathematisch Centrum. Wij betuigen gaarne onze dank aan deze instellingen en aan de personen die tijd, inspanning en goede raad ten behoeve van ons onderzoek ter beschikking stelden. Voorts danken wij Prof. Dr J. Hemelrijk voor zijn critische opmerkingen. Voor het eindresultaat blijven wij onverminderd verantwoordelijk.  相似文献   

3.
Dit stuk vormt de zakelijke inhoud van een op 24 October jl. tot H. M. de Koningin gericht adres, geschreven in de waarschijnlijk ijdele hoop langs dezen weg de verantwoordelijke instanties te overtuigen van den ernstigen economischen noodtoestand des lands en van den geringen ernst waarmee onze economische politiek geleid wordt; en geschreven met de nevenbedoeling om door publicatie iets bij te dragen tegen de markante onverschilligheid van ons volk voor zijne levensbelangen, die o.a. tot uiting komt in het stelselmatig ontwijken van de groote vraagstukken van onzen tijd en in de cynische wijze waarop het van deskundige zijde komend waarschuwend oordeel genegeerd wordt. De oorsprong bepaalt vorm en toon van het stuk. Het is een herhaald, op economische gronden steunend pleidooi voor eene principieel nieuwe economische politiek en voor een bepaalden ver-strekkenden nood-maatregel in 't bijzonder. Ware het enkel eene kritiek geweest op het economisch wan-beleid der laatste jaren, dan zou de toon waarschijnlijk anders en wat scherper zijn uitgevallen. Ware het eene theoretische verhandeling geweest over de besproken economische vraagstukken, ook dan ware de opzet eene geheel andere geweest. Nu is de inhoud van het stuk nog eens doorgewerkt aan de hand van mij van deskundige zijde geworden opmerkingen. Ten einde de leesbaarheid niet te schaden en den oorspronkelijken vorm te behouden zijn in den tekst slechts enkele uitdrukkingen, die tot misverstand aanleiding konden geven, gewijzigd. Een aantal punten, die in den tekst of niet voldoende duidelijk of voor betwisting vatbaar zijn, zijn in voetnooten toegelicht of verdedigd. Enkele beschouwingen over besproken vraagstukken, die zich wat meer zelfstandig naast den tekst bewegen, zijn als aanteekeningen aan het slot toegevoegd.  相似文献   

4.
In deze studie zal gehandeld worden over beetwortelcultuur en bietsuikerfabricage in de onder het Gouverneur-Generaalschap van Lebrun gestelde departementen met uitzondering van het departement van de Ooster-Eems, dat een grongebied besloeg, hetwelk thans niet bij Nederland behoort. Het niet onder Lebrun's bestuur geplaatste departement der Monden van de Schelde (Zeeland) heb ik daarentegen wel in mijn onderzoek betrokken, omdat tegenwoordig van alle provinciën van ons land deze de meeste suikerbieten verbouwt; een vergelijking tusschen de toestanden op dit gebied van nu en die van vroeger wilde ik daarom niet achterwege laten.De officieele bescheiden, waaraan ik mijn gegevens heb ontleend, zijn alle te vinden in de archieven van prefectuur en onderprefectuur, welke berusten op de rijksarchiefdépôts in de verschillende provinciën. In de bedoelde archieven zijn ook exemplaren bewaard van de door het Fransche bestuur verspreide brochures omtrent beetwortelcultuur en bietsuikerfacricage. Een aantal stukken van groot belang heb ik kunnen raadplegen in Colenbrander's Gedenkstukken (R. G. P. 13), terwijl ik op het Algemeen Rijksarchief eenige gegevens heb ontleend aan enkele bescheiden, die zich in het Archief van Binnenlandsche Zaken bevinden en niet door Colenbrander in zijn Gedenkstukken zijn opgenomen. Natuurlijk zijn ook het Aperçu van d'Alphonse en Reesse's boek: «De Suikerhandel van Amsterdam» mij van dienst geweest.Ik voel mij gedrongen om hier ter plaatse een woord van dank te richten tot den heer Gonnet, rijksarchivaris van Noord-Holland, den heer Baart de la Faille, adjunct-commies, en de verdere ambtenaren van het Rijksarchief in Noord-Holland voor hun welwillende hulp bij mijn onderzoekingen, die ik bijna geheel op dat archief heb kunnen volbrengen. Ook den anderen archivarissen en ambtenaren, die mij met hun medewerking van dienst waren, wil ik hier mijn dank brengen; evenzoo den heer A. Spakler, suikerraffinadeur te Amsterdam, die zoo vriendelijk is geweest mij een aantal belangrijke inlichtingen te verschaffen. Bizonderheden betreffende de tegenwoordige suikerbietenteelt en suikerfabricage zijn ontleend aan het onder leiding van Mr. J. C. A. Everwijn samengestelde werk: Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland, Dl. II.  相似文献   

5.
Summary This study examines the demand for money (broadly defined) in the Netherlands. The basic model assumes the long run demand for money to depend upon expected real income and prices, the rate of interest and a cyclical indicator. The actual money balances approach equilibrium with an exponentially distributed lag. The model is estimated with seasonally adjusted quarterly data covering the period 1952: I-1971:IV. We found an income elasticity of 0.85 and an interest elasticity of –0.20, a price elasticity close to 1 and a negative correlation between the demand for money and the cyclical indicator. We also found some statistical evidence for the hypothesis that the demand function is stable over time.

De auteurs zijn hoofd resp. medewerker van de sectie wetenschappelijk onderzoek en econometrie op De Nederlandsche Bank N.V. Ze zijn de heer N. J. A. van der Hoeven veel dank verschuldigd voor zijn hulp bij de uitvoering van de berekeningen.  相似文献   

6.
Summary Over the period 1953-1971 the interdependence of twenty-one variables relating to the issue of the over-all public debt (central and local authorities) is tested against the development of the trade cycle, the over-all budget, interest rates and the capital market. Debt management was constrained by pro-cyclically large budget deficits and a tight capital market in periods of excess demand. In times of slack in the economy and an easy capital market, deficits were relatively small. Efforts to use debt management more activily as an instrument of monetary policy would appear to depend largely on a less pro-cyclical budgetary development.De schrijver is erkentelijk voor de adviezen die hem verstrekt werden door de directeur en medewerkers van het Instituut voor Economisch Onderzoek (I.E.O.) van de Economische Faculteit te Groningen. Voorts maakte de schrijver dankbaar gebruik van aanwijzingen door Dr. S. K. Kuipers en Drs. B. S. Wilpstra, beiden verbonden aan de vakgroep algemene economie van genoemde faculteit, alsmede door zijn huidige collega's op het ministerie van Financiën. Tenslotte verleende de heer H. Tadema, als assistent aan het I.E.O. verbonden, zijn medewerking door de noodzakelijke verbindingen met de TR 4 computer van het Rekencentrum van de Rijksuniversiteit te Groningen te leggen.  相似文献   

7.
Summary This paper presents an econometric model for the purpose of forecasting simultaneously the time paths of a firm's plant, sales, debtors, capital disposal (own and borrowed), costs of various kinds, creditors, liquidities, profits and total investments, as functions of four exogenous variables (investment in plant, disuse of parts of the plant, wage rate and writing-off) and a few predetermined endogenous variables. More specifically, the consequences of alternative investment projects for financing are investigated. The equations for „explaining” items of the profit and loss account are quite good, but those for „explaining” items of the balance sheet appear to be less satisfactory. The model relates to small and medium-sized industrial firms operating on many small orders and not holding stocks (for instance, service industries) where wages are less than 60% of the out-of-pocket expenses. Dit artikel is het verslag van een onderzoek waarin het modeltechnische en econometrische deel werd verzorgd door drs. H. S. van der Kwast, P. B. D. Hilfrink en W. D. Pelger. Het werd mogelijk gemaakt door een subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek Z.W.O. onder subsidienummer 247-19. De auteur is aan Prof. Dr. J. Koerts zeer veel dank verschuldigd voor zijn opmerkingen betreffende onderzoek en artikel.  相似文献   

8.
Algemene conclusie Het komt ons voor dat de manier waarop het vervangingsprobleem in de geciteerde publicaties wordt behandeld voor critiek vatbaar is. De bezwaren zijn van verschillende aard. Allereerst worden, zoals wij zagen, de premissen waarop de redenering berust niet of onvoldoende duidelijk geformuleerd. Voor veel gebruikte leerboeken, waar ten aanzien van de formulering van de premissen de eisen niet hoog genoeg gesteld kunnen worden, achten wij dit een belangrijke leemte. In de tweede plaats worden uit bepaalde premissen onjuiste conclusies gededuceerd. In de derde plaats valt op het realiteitsgehalte het nodige af te dingen. Zouden wij een moraal willen geven dan zou het deze moeten zijn, dat het levensgevaarlijk lijkt om zoals thans allerwege geschiedt (goodwill-theorie, kostenvergelijking, M.A.P.I. methode, velerlei vuistregels) betrekkelijk eenvoudige recepten te geven over het te voeren vervangingsbeleid. Schrijver is erkentelijk voor kanttekeningen gemaakt bij een eerdere versie door Drs. J. Kuiper en Prof. Dr. Th. van de Klundert. De verantwoordelijkheid voor inhoud en presentatie ligt bij de auteur.  相似文献   

9.
«We began with no abstract theory of social justice or the rights of man», (uit de voorrede vanSidney Webb bij A History of Factory Legislation vanB. L. Hutchins enA. Harrison 1911).Met toestemming van Zijne Excellentie den Minister van Arbeid bewerkt naar officieele gegevens uit het oud-archief van de vroegere Afdeeling: «Nijverheid» van het Departement van Binnenlandsche Zaken. Aan het einde van deze verhandeling zijn de geraadpleegde archiefstukken, waarvan speciaal voor dit opstel gebruik werd gemaakt, te zamen vermeld. De dossiers van Binnenlandsche Zaken van vóór 1874 op den kinderarbeid betrekking hebbende, zijn blijkbaar na de wet-van Houten overgebracht naar het Departement van Justitie, dat met de uitvoering dezer wet was belast. De verzameling stukken op dit punt loopt dan van 1874 door tot 1892, toen de uitvoering van de Arbeidswet van 1889 van Justitie werd overgebracht naar het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid (Afd. Arbeid en Fabriekswezen van Sept. 1893). Verhuisden de pakketten 1840–1892 afzonderlijk gehouden, met de Afdeeling Arbeid mede en kwamen zij — post varios hominumque urbisque labores — eindelijk bij het Ministerie van Arbeid?Voor zoover gebruik is gemaakt van archiefstukken der provinciale besturen is voor deze verhandeling ook van die besturen toestemming tot publicatie verkregen.Voor de medewerking betuigen wij gaarne onzen dank.  相似文献   

10.
Conclusies De overheidszorg voor de landbouw kan men traceren tot de eerste jaren van de zelfstandige, jonge Republiek der Verenigde Staten. De regeringsinmenging in de landbouw, toen en in latere jaren was echter beperkt tot het voorkomen en tegengaan van excessen in andere delen van het maatschappelijk leven, die een nadelige invloed hadden op de landbouw. Tijdens de depressie van de jaren dertig is echter een fundamentele wijziging in deze verhouding gekomen. Door middel van een zeer complex stelsel van veelsoortige maatregelen is een landbouwbeleid ontwikkeld, dat diep ingrijpt in de landbouwsector in zijn geheel en in de bedrijfsvoering van de individuele boer.Hoewel het steunprijsprogramma slechts een onderdeel is van dit complex van maatregelen, is het een van de meest betwiste onderdelen en heeft het waarschijnlijk de meeste bekendheid in binnen- en buitenland verkregen. De repercussies hiervan op de direct belanghebbenden, de Amerikaanse consument en belastingbetaler, de Amerikaanse boer en zijn buitenlandse concurrent, zijn vele en men moet zich realiseren, dat alle genoemde groepen, naast bepaalde voordelen, min of meer belangrijke nadelen ondervinden.Het is zeker, dat gegeven de politiek en sociaal gewenste doeleinden de middelen welke tot het bereiken daarvan zijn aangewend, inefficiënt en ontoereikend zijn geweest. De ervaring heeft echter geleerd, dat in een democratie als de Amerikaanse, de economisch meest verantwoorde weg, niet die is, welke door de politici wordt gekozen.Washington DC. 15 November 1956  相似文献   

11.
A. Zagnoni 《De Economist》1897,46(2):565-584
Het bovenstaande artikel, dat voorkomt in het Giornale degli economisti van December 1894 en — ter wille der duidelijkheid vooral met eenige vrijheid in den vorm — voor ons tijdschrift vertaald werd door mr. J. J. van Konijnenburg, is lezenswaardig. Het put wel het onderwerp niet uit, maar werpt op sommige deelen daarvan een verrassend licht. Tot nu toe werd altijd aangenomen, dat in landen met oninwisselbaar papieren geld een goudagio slechts ontstaan kan door twee oorzaken: door overmatige uitgifte van zoodanig geld, en door wantrouwen. Uit Zagnoni's betoog blijkt, dat nog een derde oorzaak hetzelfde gevolg kan teweeg brengen: een ongunstige betalingsbalans veroorzaakt door groote behoefte aan remise voor buitenslands aangegane schulden. In zoodanig geval is het agio niet een openbaring van daling in de waarde van het papier, maar van rijzing in de plaatselijke koopkracht van het goud, samenvallende met een ongunstiger geworden ruilvoet. Streng genomen, zou men deze oorzaak onder de eerste — overmatige uitgifte — kunnen brengen, in zooverre namelijk als de nitgifte ook dan kan gezegd worden overmatig te zijn, wanneer de behoefte is verminderd. Doch het juiste inzicht in de voorwaarden, onder welke een goud-agio moet ontstaan, wordt meer bevorderd, zoo men deze oorzaak afzonderlijk vermeldt, want zij draagt een zeer eigenaardig karakter.In het algemeen ligt hierin de beteekenis van Zagnoni's studie, dat zij, vollediger en juister dan tot dusver is geschied, den invloed op het handelsverkeer van het ontstaan van groote schuldver-bintenissen in verre landen doet kennen. Zooals hij zelf zegt, sluiten zijne beschouwingen zich nauw aan bij sedert lang vaststaande theorieën; doch hij werkt daaraan voort en geett ons zoodoende iets te zien, dat vroeger niet of niet genoeg was opgemerkt.De hoofdgedachte van zijn betoog laat zich ook aldus uitdrukken. Ontstaat een buitengewone en blijvende behoefte aan remise in een land met den gouden standaard, dan zal dat land een gedeelte van zijn goud moeten uitvoeren; het ruilmiddel wordt dan schaarscher, de prijzen dalen. Maar is het in omloop zijnde geld louter papier, zoo kan dit niet gebeuren. Het correctief der prijsverlaging kan zich dan niet voordoen. Bijgevolg wordt een ander correctief noodzakelijk, en dat is de rijzing der wisselkoersen in verband met het ontstaan van een goud-agio. P.  相似文献   

12.
Drs W. H. Makaliwe 《De Economist》1963,111(7-8):510-520
Docent aan de economische faculteit der Hasanuddin universiteit te Makassar, tevens belast met de functie van hoofd der afdeling documentatie van het instituut voor economisch en sociaal onderzoek aan genoemde faculteit.  相似文献   

13.
Voordracht, gehouden op het Internationaal Congres der Historische Wetenschappen te Oslo, 15 Augustus 1928. De voordracht is een samenvatting van artikelen, die in de Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde en in het Tijdschrift voor Geschiedenis zijn verschenen of eerlang zullen verschijnen.  相似文献   

14.
Summary In 1961 Arrow, Chenery, Minhas and Solow presented their C.E.S. production function, which was based on the relation between the real wage rate and the average labour productivity. They argued that, if the aggregate production function is continuous, lineair and homogeneous, then, with perfect competition and profit maximalization prevailing, the relation between the real wage rate and the average labour productivity is reflection of the production structure. This relation can, therefore, be used for specifying the production structure.In the present paper, the same line of thought is applied to the Dutch economy. Several hypotheses on the relation between wage rate and average labour productivity are tested. Statistically, it turns out that in the Dutch economy the elasticity of substitution between capital and labour is not a constant: it declines with increasing capital-labour ratio. Two statistically acceptable production equations that have this feature are presented.The efficiency parameter appearing as an integration constant in both production equations shows a decline: with labour productivity constant, the capital-labour ratio is falling over time. This means that the relation between labour productivity and capital-labour ratio shifts over time. Another outcome of this study is that technical progress is capitalaugmenting and that it brings about 50 percent of the growth in the labour productivity.De schrijvers zijn dank verschuldigd aan Prof. Dr. F. J. de Jong voor zijn stimulerende kritiek en aan de heren J. G. Althuis, F. J. van Bolhuis, J. D. Flikweert, H. Jager en B. S. Wilpstra, assistenten bij de afdeling Algemene Economie van de Economische Faculteit der Rijksuniversiteit te Groningen, voor hun bereidwillige medewerking aan dit onderzoek.  相似文献   

15.
Gaarne betuigt.schrijver zijn dank aan Prof. Dr. P. Hennipman, Prof. Dr. C. Goedhart en Drs. E. van Thijn voor hun aanmoediging en critisch commentaar, uiteraard zonder hen in zijn verantwoordelijkheid voor het geschrevene te willen laten delen.  相似文献   

16.
Groningen, januari 1959.Het onderzoek, waarover in dit artikel verslag wordt uitgebracht, is op aanstichting van Prof. S. Korteweg ingesteld door het Economische Instituut van de Groninger Universiteit. De inhoud van het artikel komt geheel voor de persoonlijke verantwoordelijkheid van de beide schrijvers. Het ligt in de bedoeling een overeenkomstig onderzoek in te stellen naar de positie van de Nederlandse producenten op de binnenlandse markt.  相似文献   

17.
Dit opstel maakt deel uit van een studie over de geschiedenis van 's Rijks vlottende schuld gedurende de periode 1841–1940. Het eerste gedeelte van deze studie is gepubliceerd inDe Economist van 1946, blz. 24–72. Het handelt over de oudere geschiedenis van de vlottende schuld, die geacht kan worden een einde te hebben genomen in 1884. In het artikel dat thans het licht ziet, wordt het eerste tijdvak van de nieuwere geschiedenis der vlottende schuld behandeld, dat de jaren 1885–1913 omvat. De schrijver hoopt zijn studie eerlang te voltooien met een hoofdstuk over de jaren 1914–1940.  相似文献   

18.
Dit opstel is het laatste van een serie van drie artikelen over de geschiedenis van 's Rijks vlottende schuld gedurende het tijdvak voorafgaande aan den tweeden wereldoorlog. Het eerste artikel, dat de jaren 1841–84 bestreek, is gepubliceerd inDe Economist van 1946, blz. 24–72. Het tweede, dat de periode 1885–1913 behandelde, verscheen inDe Economist van 1954, blz. 1–32.  相似文献   

19.
Dit artikel is geschreven in Maart en April van dit jaar. Hoewel er in verband met de gewijzigde omstandigheden aanleiding zou zijn om het slot van het artikel, handelende over het probleem van de oorlogsfinanciering in ons land, weg te laten, hebben wij er niettemin de voorkeur aan gegeven onze opvattingen over enkele economische en financieele vraagstukken, die toen nog actueel waren, in den oorspronkelijken vorm te publiceeren en niets aan onze uiteenzettingen te veranderen.  相似文献   

20.
Inzake Marx     
Verbetering. Op bl. 478 (laatste alinea) van de Juli–Aug. aflevering moet staan: het hist. materialisme als grondslag voor devoortgezette analyse van elke voortbrengingswijze en van den overgang van de eene voortbrengingswijze in de andere, de waardeleer op dien grondslag dienende totvoortgezette analyse van één bepaalde voortbrengingswijze: het kapitalisme, de theorie dermoderne sociale ontwikkeling het verloop van het kapitalistische productie-proces en zijn overgang naar het socialisme schetsende.Op bl. 486 (bovenaan) moet staan: Ten slotte zij er op gewezen dat men zich — volgens het hist. materialisme — den menschnooit als willoos automaat van de ontwikkeling der techniek en van de productieverhoudingen mag denken.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号