Abstract: | Het bovenstaande artikel, dat voorkomt in het Giornale degli economisti van December 1894 en — ter wille der duidelijkheid vooral met eenige vrijheid in den vorm — voor ons tijdschrift vertaald werd door mr. J. J. van Konijnenburg, is lezenswaardig. Het put wel het onderwerp niet uit, maar werpt op sommige deelen daarvan een verrassend licht. Tot nu toe werd altijd aangenomen, dat in landen met oninwisselbaar papieren geld een goudagio slechts ontstaan kan door twee oorzaken: door overmatige uitgifte van zoodanig geld, en door wantrouwen. Uit Zagnoni's betoog blijkt, dat nog een derde oorzaak hetzelfde gevolg kan teweeg brengen: een ongunstige betalingsbalans veroorzaakt door groote behoefte aan remise voor buitenslands aangegane schulden. In zoodanig geval is het agio niet een openbaring van daling in de waarde van het papier, maar van rijzing in de plaatselijke koopkracht van het goud, samenvallende met een ongunstiger geworden ruilvoet. Streng genomen, zou men deze oorzaak onder de eerste — overmatige uitgifte — kunnen brengen, in zooverre namelijk als de nitgifte ook dan kan gezegd worden overmatig te zijn, wanneer de behoefte is verminderd. Doch het juiste inzicht in de voorwaarden, onder welke een goud-agio moet ontstaan, wordt meer bevorderd, zoo men deze oorzaak afzonderlijk vermeldt, want zij draagt een zeer eigenaardig karakter.In het algemeen ligt hierin de beteekenis van Zagnoni's studie, dat zij, vollediger en juister dan tot dusver is geschied, den invloed op het handelsverkeer van het ontstaan van groote schuldver-bintenissen in verre landen doet kennen. Zooals hij zelf zegt, sluiten zijne beschouwingen zich nauw aan bij sedert lang vaststaande theorieën; doch hij werkt daaraan voort en geett ons zoodoende iets te zien, dat vroeger niet of niet genoeg was opgemerkt.De hoofdgedachte van zijn betoog laat zich ook aldus uitdrukken. Ontstaat een buitengewone en blijvende behoefte aan remise in een land met den gouden standaard, dan zal dat land een gedeelte van zijn goud moeten uitvoeren; het ruilmiddel wordt dan schaarscher, de prijzen dalen. Maar is het in omloop zijnde geld louter papier, zoo kan dit niet gebeuren. Het correctief der prijsverlaging kan zich dan niet voordoen. Bijgevolg wordt een ander correctief noodzakelijk, en dat is de rijzing der wisselkoersen in verband met het ontstaan van een goud-agio. P. |